Kennis van kwaliteit in bodem en archeologie

SIKB voert drie projecten Kennis- en Innovatieontwikkeling uit

Rijkswaterstaat honoreert drie door SIKB ingediende voorstellen voor onderzoeksprojecten in het kader van de Kennis- en Innovatieontwikkeling van het Convenant Bodem en Ondergrond.

In het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 wordt het belang van de ontwikkeling, verspreiding en borging van kennis benadrukt. Daartoe is een Kennisagenda Bodem en Ondergrond opgesteld. Op basis daarvan wordt aan de hand van projecten gewerkt aan kennis- en innovatieontwikkeling. Bij deze projecten worden zoveel mogelijk ‘proactieve derden’ uit de zogenoemde ‘gouden driehoek’ betrokken; deelname (in consortia) van verschillende overheden, participerende bedrijven en kennisinstellingen. Zo wordt maatschappelijke dynamiek opgezocht en een multiplier gerealiseerd op de te investeren middelen.

SIKB zal in samenwerking met overheden en bedrijven dit najaar drie onderzoeksprojecten starten, achtereenvolgens naar (1) het concretiseren van de ambities van de Omgevingswet met betrekking tot bodem door het bodemonderzoek van de toekomst uit te werken, (2) het borgen van de kwaliteit van sleufloze technieken en (3) een herijking van het preventieve bodembeleid voor ondergrondse tank.

Bodemonderzoek van de toekomst
Er is een trend naar integraal en multidisciplinair omgevingsbeleid die de meer sectorale benadering aan het vervangen is. Dit komt ook tot uiting in de regelgeving die nu wordt voorbereid: de Omgevingswet, de omgevingsbesluiten en de Aanvullingswet bodem.

Wat nog onvoldoende duidelijk is, is hoe deze ambities vanuit een bodeminvalshoek kunnen worden waargemaakt. Vooralsnog zijn er nauwelijks onderzoeksvragen en onderzoeken vanuit een multidisciplinaire vraagstelling. We blijven onze aandacht vooral richten op het traditionele bodemonderzoek en komen niet toe aan de noodzakelijke verbreding. Noch de overheid, noch het (aanbiedend) bedrijfsleven zijn op dit moment actief bezig om de stap naar multidisciplinaire vragen en onderzoeksaanpak te zetten. Een interviewronde in opdracht van SIKB begin 2016 maakte duidelijk dat stappen van overheid of bedrijfsleven ook niet te verwachten zijn, tenzij er een slag wordt geslagen in het concretiseren van de ambities van de Omgevingswet. Partijen zitten op elkaar te wachten. Dat roept de vraag op: hoe komen we in de bodemsector van ambitie naar daad?

Uit de interviewronde van begin 2016 komt naar voren dat vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven verwachten dat extensieve screeningstechnieken, zoals radar en XRF, een belangrijke rol kunnen spelen in het bodemonderzoek dat nodig is om bodem en ondergrond te betrekken in het multidisciplinaire omgevingsbeleid.

Het SIKB-project wil een bijdrage leveren aan het concretiseren van de ambities van de Omgevingswet met betrekking tot bodem, door het bodemonderzoek van de toekomst concreet uit te werken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal vragen:

  • Op welke wijze worden de beleidsambities omgezet in concrete onderzoeksvragen op gebiedsniveau en met een multidiciplinaire vraagstelling?
  • En als die onderzoeksvragen er liggen, welke onderzoeksstrategieën passen daar dan bij om de gestelde vragen te beantwoorden?
  • En tenslotte: welke (extensieve) onderzoeksmethodieken vullen die onderzoeksstrategieën zodanig in dat zij de gestelde vraag (kosteneffectief) beantwoorden?

Deze vragen worden door de deelnemers in het betreffende consortium (overheden, bedrijven en kennisinstelling) in samenwerking met elkaar beantwoord voor een aantal door de overheden in het consortium zelf aangedragen cases. Het betreft multidisciplinaire vragen op gebiedsniveau. De cases zijn over het land (Zuid-Holland, Noord-Holland, Groningen en Flevoland) en over verschillende overheden verspreid.
Het uiteindelijke resultaat is een richtlijn, die in verschillende situaties en voor verschillende partijen bruikbaar is. Op deze wijze is het bodemonderzoek van de toekomst concreet gemaakt, toepasbaar voor andere situaties en andere partijen. In beginsel kan het ook als onderlegger voor aanbestedingen gebruikt worden.

Sleufloze technieken
Traditioneel wordt voor de aanleg van ondergrondse infrastructuur een sleuf gegraven waarin de kabels en leidingen worden gelegd. Daarna wordt de sleuf weer gedicht. Tegenover deze tamelijk eenvoudige werkzaamheid staat dat deze hinder veroorzaakt, een nadeel dat door toenemende drukte in Nederland steeds sterker wordt. Sleufloze technieken veroorzaken die hinder niet. Een sleufloze techniek is feitelijk boren door op een bepaalde plaats de bodem in te gaan en er op een andere weer uit te komen. Het gemaakte boorgat verbindt zo via de ondergrond twee plaatsen aan het aardoppervlak met elkaar. De richting van het boorwerk is daarbij overwegend horizontaal.
Dankzij innovaties zijn sleufloze technieken steeds breder toepasbaar. Deze ontwikkeling, en de verzwaring van de eisen aan het graafwerk voor sleuven voor aanleg van kabels en leidingen in de afgelopen jaren, maken het toepassen van sleufloze technieken steeds aantrekkelijker

In een kritisch rapport in 1999 stelde de branchevereniging NSTT (Nederlandse vereniging voor Sleufloze Technieken en Toepassingen) dat het bij het toepassen van sleufloze technieken vaak misgaat in het voortraject, vooral bij ontwerp en opstellen bestek. Zo worden nogal eens onjuiste parameters gebruikt bij het ontwerp, zodat de uitvoerende partij met een onmogelijke opdracht wordt opgescheept. Er zijn wel richtlijnen, maar die zijn heel algemeen en geven nauwelijks aanwijzingen voor een goede aansluiting tussen ontwerp en uitvoering of tussen uitvoering en beheer. Voor het borgen van een goede kwaliteit van sleufloze technieken, ook in de verdere toekomst, zijn meer gedetailleerde en beter met elkaar samenhangende richtlijnen nodig. Die samenhang moet er zijn over de gehele keten gezien.

Met het onderzoek willen de partijen in het consortium (Oasen, WS Rijnland, NSTT en SIKB) bijdragen aan het verminderen van de faalkosten van sleufloze technieken en daarmee het gebruik ervan stimuleren. Boven de grond zal dit bijdragen aan afname van de overlast in de openbare ruimte bij graafwerkzaamheden. Ondergronds zal dit bijdragen aan verminderde aantasting van het ecosysteem: doordat sleufloze technieken de bodem direct onder het maaiveld grotendeels met rust laten, wordt de kans op het introduceren van nieuwe verontreiniging en het verspreiden van bestaande verontreiniging in de bodem ook een stuk kleiner.

Het onderzoek moet resulteren in een gevalideerd protocol voor boogboringen (er is nu een nog niet gevalideerd concept-protocol), een richtlijn voor geotechnisch vooronderzoek bij sleufloze technieken en tot slot een kennisdocument voor bevoegde instanties.

Voorkom nieuwe Actie Tankslag
Sinds 2007, en vanaf 2010 in substantiële mate, worden aan benzine en diesel bio-componenten toegevoegd. Dit gebeurt in het kader van het energie- en klimaatbeleid. Tegen deze achtergrond sympathiek, maar het gebruik van bio-componenten heeft vanuit bodembeleid ook belangrijke nadelen. Als ‘bijproduct’ van bio-componenten ontstaan biologische verontreinigingen in de biodiesel die vermoedelijk sterk corrosief zijn. Dat is met name een probleem voor stalen tanks die van binnen niet van een coating zijn voorzien. Deze tanks blijken in hoog tempo te worden aangetast door de biologische verontreinigingen in de biodiesel.
In Nederland liggen zo’n 15.000 ondergrondse tanks, waarvan naar schatting 12.000 bij tankstations en 3.000 bij andere inrichtingen (vaak agrarische inrichtingen in het buitengebied, maar ook noodgeneratoren voor bijvoorbeeld datacenters en ziekenhuizen). Naar schatting is 50 procent van de tanks, dus zo’n 7.500 stuks, van binnen niet, of slechts gedeeltelijk (1/3) van een beschermende coating voorzien.
Op dit moment zijn er nog geen gevallen bekend waarin een tank is lekgeraakt door corrosie. Uit de reguliere tank-inspecties (verplicht volgens het Activiteitenbesluit in het kader van het preventieve bodembeleid) komt sinds kort echter het beeld naar voren dat dieseltanks niet meer de in het Activiteitenbesluit voorgeschreven termijn van vijftien jaar mee kunnen, maar binnen enkele jaren zwaar beschadigd raken door corrosie die optreedt bij opslag van bio-brandstoffen. De verwachting is dat lekkages bij dieseltanks binnen enkele jaren daadwerkelijk gaan optreden.
Het onderzoek van de partners in het consortium moet leiden tot een inventarisatie en onderbouwing van de problematiek, en een advies aan het Ministerie van I&M ten aanzien van de juistheid van de huidige wettelijke keuringstermijnen (meerjaarlijkse inspecties). Tevens worden de nieuwe inzichten in de risico’s van bio-componenten in diesel en benzine verwerkt in een nieuwe keuringsmethode voor ondergrondse tanks (jaarlijkse inspecties). Het resultaat is een actueel bodembeschermingsbeleid voor diesels en benzine met bio-bijmenging in gecoate / ongecoate tanks dat verankerd is in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) en in SIKB-documenten voor het keuren (meten, bemonsteren, analyseren, beoordelen) van tanks (AS 6800).