Kennis van kwaliteit in bodem en archeologie

Alternatieve werkwijze
Mechanisch boren
(BRL SIKB 2100) - Protocol 2101

TABEL 1: Mechanisch boren (BRL SIKB 2100) - Protocol 2101

Noot bij de tabel:
bij aangepaste criteria wordt onderstreepte tekst geacht te zijn toegevoegd en is doorgehaalde tekst niet op de alternatieve werkwijze van toepassing.

datum beoordelinguitvoeringswijze op hoofdlijnenop de alternatieve werkwijze niet of in aangepaste vorm van toepassing zijnde toetsingscriteriatoetsingscriteria gericht op alternatieve werkwijzeproject uitgevoerd
20-04-2015 Het middels spoelboren (niet roterend) maken van een boorgat op werken waar DSI®/Retourbemaling techniek wordt toegepast.

Op het boorgat wordt een gecontroleerde overdruk gehouden door het gedoseerd toevoeren van werkwater gebruik te maken van een werkbassin, spoelvijver. De diepte van boven- en onderzijde van elke scheidende laag worden gedetecteerd door meting van weerstand en beoordeling van geroerde grondmonsters uit opkomend werkwater.   
Bijlage 2 bij versie 3.3 van protocol 2101 is als volgt gewijzigd van toepassing:

Een roterend onverbuisd boorsysteem, waarbij de overdruk van de boorvloeistof in het boorgat het boorgat in stand houdt. Het boorteam boort de grond gecontroleerd los door de boorbeitel (geen spuitlans of slang zoals bij spuiten) aan de onderzijde van de holle boorstangen of door de spoellans.
- Alleen te gebruiken voor werken waarbij filters worden geplaatst ten behoeve van het uitvoeren van de DSI ®/Retourbemaling en dus niet voor andere doeleinden.

- In het boorgat heerst een gecontroleerde overdruk zodat de vorm van het boorgat gewaarborgd blijft, door gebruik van een waterbassin met overloop van en naar het boorgat;

- Het boorbedrijf voert het werkwater bij het boren gedoseerd toe en monitort dit door observatie van het waterniveau in het waterbassin, in combinatie met observatie van de voortgang van de boring door het aflezen van de maatbandjes op de slang. Het waterniveau in het waterbassin houdt hierbij steeds een niveau dat groter is dan 1 meter boven de grondwaterpeilen ter plaatse. Zodra het waterniveau in het waterbassin lager is dan 1 meter boven de grondwaterpeilen ter plaatse dan neemt het boorbedrijf de maatregelen die nodig zijn om het waterniveau terstond weer op het vereiste niveau te krijgen. Lukt dit niet dan stopt het boorbedrijf de toepassing van de alternatieve werkwijze en gaat over op de reguliere werkwijze;

- Het boorbedrijf detecteert de boven- en onderzijde van elke scheidende laag met de in tabel 1 uit protocol 2101 vermelde vereiste nauwkeurigheid door de beoordeling van grondmonsters uit het opkomende werkwater;

- Het boorbedrijf legt de diepte van de in de bodem gedetecteerde scheidende lagen en de diepte van de aangebrachte afdichtingen vast in het veldwerkrapport.
niet bekend
26-11-2015 Het verwijderen van meerdere retourbronnen uit de ondergrond en het aanbrengen van een afdichting over de gehele dikte van de bovengrond. Dit om te voorkomen dat grondwater zich langs de achtergebleven retourbronnen kan verplaatsen van de ene watervoerende laag naar een andere. Eis 28 uit paragraaf 7.1.3 in versie 3.3 van protocol 2101 is in de volgende gewijzigde vorm van toepassing:

het boorbedrijf voldoet aan deze eis als het bij het afdichten van buiten gebruik gestelde buizen met een diameter >100 mm, deze buizen verwijdert en de gehele bovengrond afdicht met een laag afdichtingsmateriaal met een dikte die minimaal gelijk is aan de dikte van de bovengrond. Hierbij wordt de afdichting gedurende het hele proces van afdichten gepeild. Zodra wordt vastgesteld dat water zich ter plaatse niettemin verplaatst van de ene naar een andere watervoerende laag neemt het boorbedrijf maatregelen om deze verplaatsing effectief te stoppen. afdichtingsmateriaal in de buis aanbrengt, minimaal ter hoogte van de in de bodem voorkomende scheidende lagen en in een laag met een dikte van minimaal 2 meter en in ieder geval even dik als de naastgelegen scheidende lagen.
- Alleen te gebruiken voor het verwijderen van retourbronnen waarvoor aanwijzingen bestaan dat water zich bij het laten staan ervan zou kunnen verplaatsen van de ene watervoerende laag naar een andere, en dus niet voor andere doeleinden. ja
15-09-2016 Uitvoering van spoelboringen waarbij sprake is van wateroverdruk en geen verbuizing wordt toegepast. Een bentoniet-boorvloeistof met toeslagmiddel wordt gebruikt. Het toetsingskader voor eis 8 uit versie 3.3 van protocol 2101 is niet van toepassing. - Zowel van de boorspoeling einde boring (dit is een mix van boorspoeling en uitgeboorde grond) als van de boorspoeling vóór de boring wordt een monster genomen.

- Beide monsters worden in een voor AS SIKB 3000 erkend laboratorium geanalyseerd op zink volgens de eisen die gesteld worden aan de analyse van een afvalwatermonsters, waarbij het zinkgehalte in het monster van de boorspoeling einde boring gelijk aan of lager moet zijn dan het zinkgehalte in het monster van de boorspoeling vóór de boring.
niet bekend