Kennis van kwaliteit in bodem en archeologie

BRL SIKB 6000 (versie 6.0)

Op deze pagina vindt u vragen en antwoorden over BRL SIKB 6000 en de daarbij horende protocollen 6001, 6002 en 6003.

BRL SIKB 6000 (versie 6.0): Kunnen aannemer en milieukundig begeleider van een bodemsanering afkomstig zijn van dezelfde organisatie (dus geen functiescheiding)?

Voor de milieukundige begeleiding – variant processturing – van (water)bodemsanering, ingrepen in de waterbodem en bij nazorg is geen functiescheiding verplicht.
Voor milieukundige begeleiding – variant verificatie is bij saneren van de bodem, bij een grondwatersanering en bij nazorg functiescheiding (t.o.v. persoon met persoonlijk of zakelijk recht (art. 17 Bbk)) wel verplicht. Zie hiervoor art. 2.6 Rbk 2022 alsmede categorie 8, bijlage C Rbk 2022.

Bij functiescheiding geldt dat de MKB-er-verificatie die op een project de MKB-verificatie-werkzaamheden uitvoert geen werkzaamheden op dat project mag uitvoeren in de rol van of namens opdrachtgever/eigenaar/degene die een persoonlijk of zakelijk recht heeft op de bodem, grond, bagger of bouwstof (persoonlijk of zakelijk recht conform het bepaalde in het Burgerlijk wetboek).
In par 2.2. van BRL SIKB 6000 staat over verificatie: "Milieukundige verificatie moet onafhankelijk plaatsvinden. Verificatie mag niet plaatsvinden door de aannemer die ook de uitvoering van dezelfde (water)bodemsanering heeft gedaan”.
Concreet betekent dit dat de MKB-er die de verificatie uitvoert, niet financieel, organisatorisch of juridisch verbonden (m.u.v. het contract voor uitvoering van de MKB-werkzaamheden) mag zijn aan de opdrachtgever of aan de aannemer die (namens opdrachtgever) de sanering uitvoert. De MKB-er-verificatie zou dan namelijk het eigen werk controleren.
Hierbij geldt overigens dat interne functiescheiding mogelijk is als aan strikte regels wordt voldaan. Deze regels zijn terug te vinden in art. 17, lid 3 van het Besluit bodemkwaliteit alsmede in par. 3.1 BRL SIKB 6000. Voor meer informatie: zie website IPLO.

BRL SIKB 6000 en alle protocollen (versie 6.0): Welke taken voert de milieukundig begeleider uit?

De milieukundige begeleiding bestaat uit een groot aantal taken. Deze zijn in de protocollen nader gespecificeerd (par 6.1 en verder). Per taak is aangegeven welke functionaris (Projectleider of MKB-er) de taak moet uitvoeren. Dit geldt voor zowel processturing als verificatie. Indien er bij een taak wordt aangegeven dat deze uitgevoerd moet worden door een MKB-er, dan is dat verplicht, ook bij processturing.

BRL SIKB 6000 (versie 6.0): Moet de milieukundig begeleider tijdens een sanering altijd aanwezig zijn?

In het MKB-plan worden de kritische werkzaamheden vastgelegd. Dit betreft werkzaamheden die het resultaat van de milieukundige begeleiding direct kunnen beïnvloeden. Hier moet de certificaathouder dus extra alert zijn. Het kan natuurlijk zijn dat bij kritische werkzaamheden de voortdurende aanwezigheid van een MKB-er niet noodzakelijk is. In dat geval kan de aanwezigheid van de milieukundig begeleider worden beperkt tot de kritische momenten. Ook deze momenten worden apart vastgelegd in het MKB-plan.
De definities van kritische momenten en kritische werkzaamheden zijn vastgelegd in par 1.3, BRL SIKB 6000, vs 6.0.

BRL SIKB 6000 + alle protocollen (versie 6.0): Wat is exact de definitie van "vluchtig mobiel" onder BRL SIKB 6000 en welke stoffen vallen daaronder. Valt bijvoorbeeld minerale olie daaronder?

In BRL SIKB 6000 staan over dit punt geen bronvermeldingen. De samenhangende BRL SIKB 2000 en de daarbij horende protocollen verwijzen naar wat oudere NEN's. In NEN 5743 staat dan: "onder vluchtige organische verbindingen worden, in overeenstemming met NVN 5730, organische verbindingen verstaan met een kooppunt lager dan 300 graden Celcius, evenals een aantal organische kwik- en arseenverbindingen." Het onderscheid vluchtig - niet vluchtig heeft te maken met het kookpunt van de stof. Het onderscheid in mobiel / immobiel heeft te maken met de oplosbaarheid in water. In diverse documenten (bijvoorbeeld van Trechter naar Zeef) wordt dat onderscheid al gemaakt. De exacte herkomst van het onderscheid en de exacte indeling van stoffen is moeilijk vast te stellen. Minerale olie kan ingedeeld worden in de categorie niet-vluchtig mobiel. Het vluchtige deel van de minerale olie verontreiniging bestaat meestal uit aromaten (voor aromaten geldt een andere analyse dan voor het niet-vluchtige deel van minerale olie).

Protocol 6005 (versie 6.0): Wat wordt bedoeld met ‘waarschijnlijk schoon’ bij het mogen samenvoegen van 2 putwanden in de eindbemonstering?

Een vermoeden dat een putwand schoon of niet schoon is kan op geen enkele andere manier worden vastgesteld dan door monsterneming. Omdat de samenvoeging van de putwanden in de eindbemonstering vooraf gaat aan de monsterneming, is dus niet te zeggen of de putwand schoon of niet schoon is. Daarom is de term "waarschijnlijk schoon" geïntroduceerd, omdat dit kenmerk wel zonder monsterneming ingeschat kan worden (zintuigelijke waarnemingen, visuele inspectie etc.).
Putwanden waarvan tenminste één niet ‘waarschijnlijk schoon’ is, mogen niet samengevoegd worden in de eindbemonstering.
Overigens is het doorgaans niet aan te bevelen samen te voegen, omdat bij afwijking niet meer kan worden vastgesteld in welke richting verder moet worden gesaneerd.

Protocol 6005 (versie 6.0): Bij zowel de putbodem als de putwanden staat "monsterneming op basis van 10 ondiepe grepen conform NEN 5707 (paragraaf 8.2.2) voor het maken van een mengmonster". Wat moet men verstaan onder ondiepe grepen?

De term ondiepe grepen is gebruikt in het kader van bemonstering van putwand en putbodem. Normaal gesproken worden putwand en putbodem bemonsterd met een steekguts van 10 – 20 cm. Ondiepe monsters met asbest kunnen het beste worden genomen met een schep, waarbij het de bedoeling is dat een monster wordt genomen van 10 – 20 cm diep. De diepte bij eindbemonstering van putwand of putbodem voor asbest is niet anders dan de diepte voor andere stoffen;

Protocol 6005 (versie 6.0): Hoe moet worden bemonsterd als na het ontgraven/verwijderen van een asbest verontreiniging een gedeelte of de gehele putwand volledig uit puin bestaat?

BRL SIKB 6000 en de daarbij horende protocollen gaan over bodem. Daarom bevatten ze geen verwijzing naar de situatie waarbij een gedeelte of de gehele puntwant volledig uit puin bestaat.
De volgende situaties zijn mogelijk:

  • Indien sprake is van minder dan 50% bijmenging is sprake van bodem en kan NEN 5707 gebruikt worden.
  • Indien sprake is van meer dan 50% bijmenging kan NEN 5897 gebruikt worden om de concentratie te bepalen.
  • Bij meer dan 50% puin/bijmenging is volgens jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter geen sprake van bodem in de zin van de Wet bodembescherming, zodat deze wet niet van toepassing is. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet en daarmee de buitenwerkingstelling van de Wet bodembescherming is dit overgenomen in het Aanvullingsbesluit bodem. Daarmee zijn bij meer dan 50% puin/bijmenging de beoordelingsrichtlijnen voor bodem dus ook niet meer van toepassing.